U doet toch ook mee? Nederland van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij

Voor het Franstalige tijdschrift Septentrion schreef ik een artikel over de overgang van de Nederlandse verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij. Lees hieronder de eerste paar alinea’s (Nederlandse versie).

U doet toch ook mee?
Nederland, van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij

Het was in 2013 het Nederlandse woord van het jaar: “participatiesamenleving”. De pas aangetreden koning Willem-Alexander muntte de term tijdens de opening van het parlementaire jaar. In de weken na deze traditionele Prinsjesdag, de derde dinsdag in september, zorgde het woord voor discussie in de Nederlandse samenleving. “De klassieke verzorgingsstaat, met de overheid als eindverantwoordelijke van de wieg tot het graf, gaat langzaam maar zeker plaatsmaken voor de participatiesamenleving”, zei de koning letterlijk, “waarin van iedereen die dat kan, verwacht wordt dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en voor zijn of haar omgeving”.

“Participatiesamenleving”. Wat bedoelde Willem-Alexander daarmee? Politici werden het er in de weken na Prinsjesdag niet over eens. “Een excuusterminologie voor kille bezuinigingen”, aldus de christendemocratische oppositieparlementariër Sybrand van Haersma Buma. De sociaaldemocratische minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plasterk zag dat anders. “De beweging is een goede: het vergroten van de vrijheid van mensen, uitgaan van onderlinge solidariteit, ondersteunen van wat mensen kunnen en willen in plaats van ze alles uit handen te nemen”.

Duidelijk is dat de regering wil dat burgers voortaan meedoen. De tijd waarin de overheid ons aller welvaart en welzijn zekerstelt, is verleden tijd. De participatiesamenleving is een doe-democratie. Op het moment dat de regering – de minister-president schrijft de troonrede – de maatschappij op deze manier definieert, verlaat Nederland het tijdperk van de verzorgingsstaat. De (sociale) gevolgen daarvan zijn zichtbaar in de samenleving. In dit artikel worden er enkele uitgelicht. Met eerst oog voor het historisch perspectief.

Geen nieuw beleid
De afbraak van het stelsel van sociale overheidsvoorzieningen is niet nieuw.  De opeenvolgende  Nederlandse regeringen – telkens bestaande uit twee of meer coalitiepartijen – bepleiten al sinds de jaren tachtig een activerende verzorgingsstaat die de eigen verantwoordelijkheid van haar burgers stimuleert, en die bovendien kleiner is dan in de decennia daarvoor. Die verzorgingsstaat is immers onbetaalbaar geworden.

De term “participatiesamenleving” is ook niet nieuw. Hij werd al in 1991 gebruikt door de sociaaldemocratische minister-president Wim Kok (1994-2002). Zijn opvolger, de christendemocratische premier Jan Peter Balkenende (2002-2010), vroeg zich tijdens zijn regeerperiode af of de traditionele verzorgingsstaat eigenlijk wel zo goed is voor de burger. De toenmalige koningin Beatrix kondigde in de troonrede van 2003 aan dat de regering “scherpe keuzes diende te maken met het oog op de toekomst van ons allen”. Reeds toen wilde de regering een cultuuromslag tot stand brengen. “De overheid dient ruimte te laten aan het initiatief van burgers en bedrijven. Daadwerkelijke verbeteringen zijn alleen mogelijk indien iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt en meedoet in de maatschappij.” 

Lees verder in Septentrion: klik hier.