De babbel van Ard is ineens een probleem

Dit artikel is gepubliceerd in het Algemeen Dagblad van 16 januari 2016. 

Voor iemand met een goede babbel is het extra pijnlijk dat minister Ard van der Steur (46) zich bij herhaling in de problemen kletst. De affaire rond forensisch anatoom Maat was deze week al zijn derde uitglijder.

SUSANNE GEUZE en TOBIAS DEN HARTOG

Geschaterlach vanuit de afgeladen Rooksalon, een bijzaaltje van het parlement. Reden van die joligheid: Ard van der Steur, kersverse minister van Veiligheid en Justitie. D66’er Gerard Schouw viert zijn afscheidsfeestje op deze derde juli 2015. Laat het speechen maar aan collega Ard over, zo is afgesproken. “Ik las in de krant dat een kundig en intelligent Kamerlid vertrekt,” begint Van der Steur zijn praatje, zo uit de losse pols. “Hè, dacht ik, dat Kamerlid kén ik helemaal niet.”

De minister is duidelijk in zijn element. Weet zijn publiek een lachsalvo te ontlokken. “Van der Steur op zijn best,” vat een aanwezig Kamerlid samen: gevat en vlijmscherp.

Hoe anders verging het Van der Steur een paar weken daarvóór, bij de jaarvergadering van de Nederlandse Juristen Vereniging. Na zuinig applaus kwam een pijnlijke stilte. De minister had bij wijze van grap zijn voorganger Ivo Opstelten geïmiteerd. Het viel niet in goede aarde. “Een gênante vertoning,” oordeelt hoogleraar rechtspleging Margreet Ahsmann later in een juridisch vakblad. “Dit kun je misschien op Minerva doen, maar niet als minister.”

Het is niet de enige keer dat hij zich met zijn vlotte babbel niet uit, maar juist ín de problemen praat. Dat wat je je als Kamerlid wel kunt permitteren, kun je als minister niet doen, heeft Van der Steur inmiddels ondervonden.

Tien maanden ministerschap leverde drie affaires op. Na het gedoe rond de foto van Volkert van der G. kwam de Teevendeal en deze week de zaak-Maat. De gemene deler: achtergehouden informatie – of de zweem daarvan – en gebrekkige communicatie. Een karakterkwestie, vrezen z’n collega-politici.

Lees het volledige artikel via Blendle.