Werk in de Kamer niet lang leuk

Dit artikel verscheen in de PZC van 2 januari 2016, evenals in het AD, Het Parool, De Gelderlander en vijf andere regiokranten.

Bijna de helft van de vertrokken volksvertegenwoordigers koos tijdens zittingstermijn zelf voor andere baan.

DOOR SUSANNE GEUZE
Een op de zes Tweede Kamerleden heeft de afgelopen drie jaar zijn zetel opgegeven. Dat blijkt uit een inventarisatie van deze krant. Sinds de verkiezingen in 2012 verlieten tot nu toe 23 leden de Kamer. In de telling zijn tijdelijke vervangers buiten beschouwing gelaten. Ook de 11 volksvertegenwoordigers die naar het kabinet verhuisden zijn niet meegerekend. Worden zij wél meegeteld, dan heeft de Tweede Kamer in de afgelopen drie jaar 34 vroegtijdige afhakers: bijna een kwart van alle 150 leden. Daarmee is de doorstroom in het parlement nu al hoger dan in de twee voorgaande zittingsperiodes.

Waarnemend Tweede Kamervoorzitter Kadija Arib (PvdA) noemde onlangs het vroegtijdige vertrek van Kamerleden ‘spijtig voor het instituut, omdat een deel van het gezamenlijke geheugen van het parlement verdwijnt’.

Vier Kamerleden – VVD’ers Matthijs Huizing, Johan Houwers en René Leegte, en 50Plus-fractievoorzitter Henk Krol – stapten op vanwege affaires rondom hun integriteit. Houwers bleef aan als onafhankelijk Kamerlid, Krol keerde tijdelijk terug vanwege de ziekte van een partijgenoot en loopt inmiddels weer op vaste basis rond op het Binnenhof.

40 procent van de vertrokken Kamerleden verruilde zijn werkkamer aan het Binnenhof voor een andere baan. Zo werd SP-Kamerlid Paulus Jansen wethouder in Utrecht en vertrok PvdA’er Mariëtte Hamer om voorzitter te worden van de Sociaal-Economische Raad (SER). Alleen in 2015 vertrokken al tien Kamerleden.

Oud-Kamervoorzitter Frans Weisglas (VVD) noemt het vroegtijdig verlaten van de Kamer ‘kiezersbedrog’: “Een Kamerlid wordt gekozen voor vier jaar. Natuurlijk kan het gebeuren dat je ziek wordt of om een andere reden uitvalt, maar als er een andere baan langskomt, heb je wat mij betreft gewoon pech gehad.” Volgens Joop van den Berg, emeritus hoogleraar parlementaire geschiedenis, heeft het tussentijdse vertrek van Kamerleden ‘desastreuze gevolgen’. Met Weisglas vreest hij voor een vicieuze cirkel: “De kans op vroegtijdige verkiezingen is groot en het is aannemelijk dat je niet wordt herkozen. In dat opzicht staat je baan voortdurend op de tocht. Dat veroorzaakt een jachtige cultuur, waarin Kamerleden in de korte tijd proberen te scoren.”