Dit artikel verscheen in de Volkskrant van 15 mei 2015.
Foto: Frank Ruiter
Kuise journaallezer of sekssymbool?
‘Ha! Journaallezer, al ben ik niet zo kuis hoor. Een sekssymbool ben ik niet, dat maakten anderen van me na Wie is de Mol? Als nieuwslezer kom je wel vaak op televisie, maar het gaat nooit om jou persoonlijk. Door mijn deelname aan Wie is de Mol? veranderde dat. Ineens was ik Rik, die ook weleens een korte broek aan heeft. Totaal onbekende mensen gaven me complimenten, wilden mijn handtekening of vroegen me mee uit. Hartstikke leuk natuurlijk, maar eerlijk gezegd schrok ik er ook van dat ik ineens een personality was. Sacha de Boer (oud-NOS-nieuwslezer, red.) zei altijd: het journaal is een gezonde bruine boterham. Ik was gewend om die bruine boterham te serveren. Ineens was ik het toetje van de maand.
‘Mijn baas bij de NOS had er geen probleem mee dat ik op tv te zien was in een spel over liegen en bedriegen. Hij dacht dat mensen het onderscheid met Rik de journaallezer wel konden maken. De vraagtekens die een paar tv-recensenten daar in hun columns bij zetten, vind ik onzin. De kijker is daar helemaal niet mee bezig. Als mijn stropdas scheef zit, komen er bij de NOS tien telefoontjes binnen. Als ik een taalfout maak twintig. Over mijn deelname aan Wie is de Mol? is één klacht binnengekomen. Mensen vonden het juist ontzettend leuk dat ik meedeed.’
Radio of televisie?
‘Radio was mijn eerste liefde, televisie is mijn gróte liefde. Dus dan kies ik televisie. Maar mijn carrière begon bij de radio. Als kind was ik radioverslaafd, ik luisterde altijd naar Hilversum 3. Toen ik 16 was werd er in Uden, waar ik ben opgegroeid, een lokale radio-omroep opgericht. Ik mocht met een paar anderen het jongerenprogramma maken. Dat was keten.
‘Tijdens mijn studie communicatiewetenschap belandde ik op de redactie van de Amsterdamse tv-zender AT5. Hé, dacht ik, dit is wat ik doe voor de radio, maar dan nog leuker, met een camera erbij. Het leuke van zo’n kleine omroep is dat je snel carrière maakt. Na een paar jaar was ik eindredacteur en presenteerde ik zelf.
‘Toen ik na drie jaar merkte dat ik wéér met Koninginnedag dezelfde items maakte, vond ik het tijd me te verbreden. Bij de NOS voelde ik me in het begin niet thuis. Ik had al ervaring met tv-maken, maar werd behandeld alsof ik net van school kwam. Dus ik dacht: ik blijf hier een jaar als verslaggever en dan ga ik lekker iets anders doen. Maar dat jaar veranderde er veel, er kwam een nieuwe hoofdredacteur en de sfeer werd opener. Na het plotselinge vertrek van nieuwslezeres Annette van Trigt werd ik van achter mijn bureau geplukt om in te vallen bij het avondjournaal. Eigenlijk ben ik niet meer weggegaan.’
Goed of slecht nieuws?
‘Ik zou willen dat we wat meer goed nieuws zouden melden. Helaas is de praktijk dat het nieuws over het algemeen slecht nieuws is. Het Journaal is er in eerste instantie om dat harde nieuws te brengen. Maar we willen ook een breder beeld van de wereld geven, met ruimte voor nieuws dat misschien niet breaking is, maar wel belangrijk. Bijvoorbeeld over klimaat, onderwijs en zorg. Dat zijn evengoed verhalen die verteld moeten worden.
‘Ik vind niet dat het Journaal steeds meer entertainment wordt. De inhoud is hetzelfde als twintig jaar geleden, het ziet er alleen vlotter uit. We worstelen met een dilemma: als ik een uur lang droge feiten opsom, kijkt er niemand. Nieuws moet toegankelijk worden opgediend, je moet de kijker erbij weten te houden.’
Live-uitzending of in alle rust opnamen maken?
‘Als presentator vind ik breaking news het allerleukste wat er is. Je voelt de energie op de redactie: iedereen is keihard bezig om die uitzending voor elkaar te boksen. En jij bent degene die al die samenkomende lijntjes uit binnen- en buitenland in goede banen moet leiden. Soms zit je urenlang in die studio zonder dat je naar de wc kunt. Maar het geeft zo’n adrenalinekick. In een normale uitzending mag mijn gesprek met een verslaggever niet langer dan twee minuten duren, anders raakt het draaiboek in de war. Maar met breaking news kun je alles vragen. Dan krijg je een écht gesprek.
‘Mijn heftigste ervaring als verslaggever was de cafébrand in Volendam, in 2001. Wat ik daar heb gezien, was een nachtmerrie: gewonde mensen op straat, schreeuwende mensen, de brandweer, ambulances. En wij liepen daartussen, probeerden mensen te spreken, terwijl niemand daarop zat te wachten. Pas toen ik naar huis reed, besefte ik: oh my God, dit is heftig. Terwijl ik er al de hele nacht tussen stond. De volgende dag was ik er fysiek en mentaal onwel van.’
Lees het volledige interview in de Volkskrant of via Blendle.